Tijd voor echte verandering
Komende zondag zal ik, zoals vele anderen, mee opstappen in de stille mars tegen seksueel geweld in Antwerpen. Ik doe in de eerste plaats om Julie Van Espen te gedenken, maar ook om aandacht te vragen voor alle andere slachtoffers van aanrandingen en verkrachtingen. Deze slachtoffers zijn veel talrijker dan uit de officiële statistieken blijkt. Volgens sommige bronnen doen tot 90% van hen geen aangifte bij de politie. In sommige gevallen is dat omdat de dader de dader deel uitmaakt van de naaste kennissenkring, soms gaat het om een – uiteraard onterecht– schaamtegevoel, en soms doet men niet de moeite om klacht in te dienen omdat men ervan uitgaat dat de daders toch niet gestraft zullen worden.
Veiligheid en recht
Dat gevoel van straffeloosheid, dat jammer genoeg niet alleen een gevoel maar ook een feit is, vormt een smet op onze democratie. Veiligheid is immers een basisrecht. In dit land betalen we zowat de hoogste belastingen ter wereld. We zitten met een alomtegenwoordige overheid die zich met van alles en nog wat bezighoudt, maar die lamentabel tekortschiet in sommige van zijn basistaken zoals het garanderen van veiligheid en het spreken van recht.
Na de zaak-Dutroux en de daaropvolgende witte marsen was de publieke verontwaardiging zo groot, dat de hoop bestond dat er eindelijk iets wezenlijks zou gaan veranderen op Justitie. Deze hoop bleek jammer genoeg ijdel. In heel wat zaken van seksueel geweld op vrouwen en kinderen blijft de laksheid van het gerecht ronduit hemeltergend. De moord op Julie Van Espen door een man die al tweemaal is veroordeeld voor brutale verkrachtingen en die dus in de gevangenis hoorde te zitten, is niet eens het recentste voorbeeld.
Straffeloosheid
Op 8 mei, welgeteld één dag nadat de volledige toedracht van de moord op Julie Van Espen bekend raakte, werd een 47-jarige man uit Genk door de correctionele rechtbank van Hasselt veroordeeld tot een celstraf van vier jaar met uitstel omdat hij tussen mei 2016 en juni 2017 een buurmeisje seksueel misbruikte dat op het moment van de feiten tussen 9 en 10 jaar oud was. Een straf met uitstel betekent dat de kinderverkrachter fluitend, als een vrij man, het gerechtsgebouw is uitgestapt. Het kind dat hij misbruikte heeft, net als haar gezin, wellicht een levenslang trauma opgelopen, maar de pedofiel moet nauwelijks opdraaien voor zijn daden.
En er zijn nog van die voorbeelden. Op 28 januari werd de geradicaliseerde crimineel Mustapha B, meermaals veroordeeld voor drugs- en gewelddelicten alsook voor een verkrachting, vrijgelaten omdat zijn herkomstland Marokko weigert hem binnen te laten. Hij had ook, net zoals de moordenaar van Julie Van Espen, beroep aangetekend tegen zijn veroordeling voor verkrachting. En – raar maar waar – tussen het proces in eerste aanleg en het beroep kan de aanhouding van de verdachte alleen bevolen worden indien de kans bestaat dat de betrokkene zou onderduiken of naar het buitenland vluchten. De mogelijkheid dat hij nieuwe misdaden pleegt is geen factor. Deze procedurele anomalie moet voor de schop.
Fopstrafjes en echte straffen
De maximumstraf voor verkrachting moet niet van vijf jaar naar tien jaar gevangenis gebracht worden, zoals de huidige regering beoogde, maar naar twintig jaar. De huidige fopstrafjes moeten vervangen worden door echte straffen die tegelijk ook een afschrikkend en dus preventief effect hebben. En vooral: de straffen moeten ook echt uitgevoerd worden. Seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen moet leiden tot onsamendrukbare straffen, en niet tot vervroegde vrijlatingen waar zelfs recidivisten van genieten.
Door de politieke onwil om de gevangeniscapaciteit voldoende uit te breiden, is er in dit land al decennia een tekort aan cellen. Het is een probleem dat de principiële laksheid van veel rechters nog erger maakt, want verkrachters of andere misdadigers die wel degelijk tot een gevangenisstraf veroordeeld worden, ontlopen (een deel van) hun straf door plaatsgebrek in de gevangenissen. Om dat probleem aan te pakken moet de capaciteit uitgebreid worden, en moet er plaats vrijgemaakt worden door vreemdelingen hun straf in hun eigen land te laten uitzitten. Als men weet dat ongeveer de helft van de gevangenisbevolking uit vreemdelingen bestaat, is een dergelijke maatregel bittere noodzaak.
Slachtoffers zijn niet schuldig
Ten slotte moeten we af van de mentaliteit die erin bestaat de schuld, al dan niet bewust en al dan niet gedeeltelijk, bij de slachtoffers te leggen. Het soort flauwekul die erin bestaat te zeggen dat ‘Julie Van Espen op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was’. Het was de veroordeelde serieverkrachter Steve Bakelmans die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was: hij had in de gevangenis moeten zitten, en nergens anders.
Wie ook op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zat, is Koen Geens. Hij hoort niet thuis op Justitie. Met hem zijn er opnieuw vijf jaar verloren gegaan. De puinhoop is er alleen maar wat groter op geworden, maar Geens is in de leer gegaan bij zijn partijgenoot Mark Eyskens. Toen in 1991 bleek dat zijn diensten een visum hadden uitgereikt aan de Palestijnse terrorist Walid Khaled, verklaarde de toenmalige minister van buitenlandse zaken: ‘In elk ander land zou ik ontslag nemen, maar niet in dit apenland.’ Zonder het te beseffen vatte Eyskens het probleem perfect samen. In dit land zijn ministers altijd bevoegd, maar nooit verantwoordelijk. Tijd voor echte verandering.
Bron : doorbraak.be door Tom Van Grieken